Meervoud

1 – Basis

Zoals zo vaak in het Nederlands hebben we voor de vorming van het meervoud een eenvoudig principe, maar een rits uitzonderingen om het onszelf moeilijk te maken.

Het principe is:

  • Een -s krijgen de woorden van twee lettergrepen of meer, die eindigen op -el, -em, -en, -er of op -a, -e, -i, -o, -u en -y. Andere woorden krijgen -en.  Maar daar horen een paar opmerkingen bij:
  • Let vooral op de woorden op -y: baby-baby’s, hobby-hobby’s. Het Nederlands kent hier dus een andere regel dan het Engels.
  • Er zijn behoorlijk wat uitzonderingen op deze regel, zonder dat daar regeltjes voor te geven zijn (Koks, dictees, tralies).
  • Sommige woorden krijgen -eren (zoals eieren en runderen).
  • Traditionele beroepen die eindigen op -man krijgen in het meervoud -lui of -lieden (koopman-kooplieden, maar noorman-noormannen).
  • Bij sommige woorden mag je kiezen (zoals bij aardappels/aardappelen).
  • Sommige woorden hebben twee vormen die een verschil in betekenis aanduiden (zoals bladen en bladeren).
  • Bij sommige woorden is er een klinkerwisseling (schip-schepen)
  • Bij veel Latijnse woorden gebruiken we het Latijnse meervouden (chemicus-chemici).